Toespraak op Studiedag Evangelisch Werkverband

31 oktober 2015 – De grondlijnen van het boek de Messias leren

Op de omslag van ‘de Messias leren’ zien we een sjofar geblazen worden. Geen hamer die stellingen aan een kerkdeur slaat. Maar een sjofar die waarschuwt en tot omkeer roept. In wat volgt, wil ik u in het kort de grondlijnen van het boek schetsen. Als eerste kennismaking misschien of als herinnering aan wat u hebt gelezen. In elk geval biedt het een bedding voor de reacties van mijn broeders en collega’s Plaisier, Poot en Vreekamp.

Eerst echter neem ik u mee naar een monumentale Nederlandse kerk. In een stad waar veel toeristen komen. De daar samenkomende gemeente biedt bezoekers uit binnen- en buitenland een presentatie van de boodschap die elke zondag klinkt. Tekeningen van Reint de Jonge nemen hen mee langs de schepping en zondeval, de geboorte en het leven van Jezus, zijn dood en opstanding, Hemelvaart en Pinksteren, het leven van de kerk en de toekomst. Een verhaallijn zoals die al eeuwen gebruikelijk is binnen de christelijke geloofsgemeenschap.

In een andere monumentale kerk – de Oude Kerk in Delft – stond ik in augustus voor het schilderij de Sjofar dat de omslag van mijn boek siert. De daar geboden overzichtstentoonstelling van het werk van Jip Wijngaarden toonde de onlosmakelijke band tussen de Joodse Messias Jesjoea en héél Israël en riep op het lijden van Gods volk Israël – uitlopend op de Sjoa, de Holocaust – niet te vergeten.

Twee verhaallijnen in twee kerken – toch is er een verband. De donkere weg van het volk Israël heeft namelijk alles te maken met de verhaallijn die wij als christelijke geloofsgemeenschap hebben gehanteerd. In mijn boek heb ik geprobeerd het verband te laten zien.

In de traditionele verhaallijn spelen alleen de eerste bladzijden van het OT een rol. Israëls verkiezing, Gods weg met zijn volk, het Jood-zijn van de Messias en Gods blijvende liefde voor zijn oogappel-volk, het is allemaal afwezig en speelt geen wezenlijke rol. Wij kunnen ons verhaal over Christus Jezus, zijn leven en werk en Gods toekomst kennelijk vertellen zonder dat alles. Om het beeld van moderne verwantschapsidentificatie te gebruiken: het DNA van de traditionele christelijke verhaalstructuur is daarmee anders dan het DNA van de hele Schrift!

Het is vandaag Hervormingsdag: Luther bewees zich in 1517 als de kampioen van de genade! Maar ook is hij gestorven (misschien vanuit een diepe teleurstelling) vol haat en agressie tegenover het Joodse volk. Hoe zoiets samen kan gaan? Wel, als Israël een appendix is – een aanhangsel bij onze christelijke theologie – kun je kennelijk ook zonder, zoals wij na verwijdering van onze appendix (onze blinde darm) heel goed verder kunnen leven.

Het verhaal van de christelijke kerk – met die structuur waarin Gods trouw en weg met Israël vaak ronduit afwezig waren – heeft sterk bij gedragen aan de duisternis die het volk Israël eeuwenlang heeft moeten doormaken. Dat gebeurde soms bewust, maar ook onbewust en onbedoeld. Soms zette ‘ons verhaal’ rechtstreeks aan tot Jodenhaat en antisemitisme, vaak ook bood het een schijnbare theologische legitimatie aan reeds levende Jodenhaat.

Ook maakte het velen uit de christelijke geloofsgemeenschap tot gewillige toeschouwers op de tribune … kijkend naar een schouwspel van delegitimering en beperking, van opjagen en pogingen tot eliminatie van het Joodse volk.

Toen de christelijke geloofsgemeenschap binnen het bredere verband van de ons omringende cultuur 70 jaar geleden – na de Sjoa – in de spiegel moest kijken, begon een periode van herbezinning die tot op vandaag doorgaat. Ook dit boek is daar onderdeel van.

Israël werd een thema in de theologie en ook in gemeenten. (Al is dat nu in mindere mate het geval, terwijl tegelijk toch het nieuws rond het land Israël de politiek en de straat blijft bezig houden.) Tot op de dag van vandaag vinden binnen de christelijke geloofsgemeenschap rond Israël – volk, land en staat – heftige discussies plaats. Tegenstellingen worden openbaar.

Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om (1) de vraag naar de relatie tussen de Christus en het volk Israël, maar ook om (2) het conflict om het land, (3) het gesprek met en (4) de liefdedienst aan Israël,(5) de positie van Messiasbelijdende Joden in relatie tot heel Israël of (van recentere aard): (6) de indringende vraag naar het al dan niet Messiaans meevieren met Israël.

Wat veelal niet beseft wordt, is dat deze discussies gevoerd worden terwijl de oude traditionele verhaalstructuur – waarin Israël een voorbijgaande rol speelt en feitelijk een aanhangsel is – nog vaak de onderliggende basis vormt. Immers (zoals ik al zei): over de noodzaak van een aanhangsel kun je twisten, terwijl het leven zonder of met aanhangsel gewoon doorgaat.

Wanneer Israël echter eeuwig aanwezig zou zijn in het levensnoodzakelijke hart van ons geloof of nog scherper geformuleerd: als in de ontmoeting met de Messias heel Israëls verkiezing en roeping meteen als eerste meekomen … ja, dan bepalen al die meningsgeschillen ons bij de vraag of ons traditionele verhaalschema – ons canonieke verhaal – wel het verhaal van de Schriften is! Is het DNA van ons verhaal wel het DNA van de hele Schrift?

De Inleiding van het boek biedt een eerste verkenning van de vragen daarmee verbonden.

De titel‘de Messias leren’ (de uitdrukking komen we ook bij Paulus tegen) – biedt ook de sleutel tot de structuur van het boek. De vleeswording – de incarnatie – van de Christus is een van de pijlers van de algemeen christelijke (de katholieke) belijdenis aangaande Hem. De vraag is echter of wij de diepte van deze incarnatie in het midden van Israël hebben verstaan.

Wij hebben een Joodse Messias, een Jood zit aan de rechterhand van de Eeuwige God, deze Jood komt terug naar Jeruzalem … en dat alles bepaalt ons (voor het eerst of opnieuw) bij de vraag wat die Joodse vleeswording van de Zoon van God nu werkelijk betekent. (Om dat te benadrukken gebruik ik in het boek ook de uitdrukking ‘invlezing in Israël’.)

Begint met de verschijning van de Messias op ‘het toneel’ een nieuw verhaal? Is Hij daarin een soort zwart gat waarin alles wat God tot dusver had gedaan en gezegd, verdwijnt, verandert of geherdefinieerd wordt? Of verschijnt Hij midden in het allereerste verhaal van God met zijn oogappelvolk en gaat juist dat nu op een bijzondere manier verder?

De beantwoording van deze vragen is verbonden met zijn ‘vleeswording in het midden van Israël’. Zijn incarnatie betekent namelijk niet de opheffing van alles wat God tot dan toe had gedaan, gezegd, bepaald, ingesteld of beloofd in het midden van zijn volk. Het is juist de aanneming en voortzetting en volledige vervulling van dat alles. Het is een goddelijke onderstreping van al wat God tot dan toe had geopenbaard en verricht.

Daarom is het noodzakelijk dat we ons opnieuw bezighouden met het verhaal dat het OT – Tenach – vertelt.

Deel I van het boek biedt dan ook een zorgvuldige lezing van het eerste deel van de Bijbel.

Om zo in kaart te brengen wat de hoofdlijnen van het canonieke verhaal van Tenach zijn. En wat de structuren zijn, die de Eeuwige God zelf heeft ingesteld en waarbinnen Hij heeft gehandeld.

  • Wat zijn Gods woorden en daden geweest die geleid hebben tot het scheppen van het kamp van Israël in het midden van de aarde?
  • Wat houdt zijn eeuwige liefde voor en verkiezing van Israël in?
  • Wat is de inhoud van de koninklijke en priesterlijke roeping van Gods kostbaar eigendomsvolk?
  • Wat is Gods weg geweest rond Israël en de volken?
  • Wat is de plaats van de verbondsgehoorzaamheid in relatie tot Gods beloften?
  • Welke beloften staan nog uit?

Bij deze zorgvuldige lezing van Tenach heb ik geprobeerd de lees- en verstaansbril die we als christelijke gemeenschap eeuwenlang hebben gehanteerd terzijde te leggen. Geprobeerd om niet te lezen vanuit een denken waarin de Messias een wijziging van Gods bedoelingen betekent. Maar om ten volle ernst te maken met zijn ‘invlezing in het midden van Israël’. En om juist daardoor zicht te krijgen op de bedding waarin Hij verschijnt.

In deel I zien we dan ook een soort 3D-beeld van deze bedding getekend met de lijnen van:

  • de roeping tot de heiliging van de NAAM en het leven (kedoesja)
  • de wil van God om in het midden van de aarde een plaats voor zijn Inwoning te scheppen
  • de verkiezing en roeping van het geliefde koninklijke en priesterlijke volk
  • de noodzaak van heilige dienst (avoda)
  • de trouw van God en de uiteindelijk gegarandeerde vervulling van zijn verbond
  • de vertegenwoordigingsstructuur binnen de koninklijke en priesterlijke roeping van het volk
  • uitlopend op de knecht als verbond voor/van het volk (= briet am)
  • de wil van God om te komen tot de voltooiing van de wereld en vanuit het midden van de aarde de volken te zegenen.

In deze bedding verschijnt Jezus. In zijn ‘invlezing in Israël’ onderstreept God dit alles en gaat Hij de weg naar de vervulling ervan. Zijn incarnatie in het midden van Israël vormt daarmee de binnenkant van het canonieke verhaal van het NT.

Deel II – dat handelt over het NT – laat daarna stap voor stap zien hoe de roeping van Israël als Gods kostbaar eigendom en koninklijk priestervolk ten volle gerealiseerd wordt in en door de gehoorzame dienst (avoda) van de Messias. Tegelijk wordt duidelijk hoe het de Heilige God zelf is die ‘alle daden’ doet! De Messias is immers Immanuël – in Hem is de Tegenwoordigheid van God lijfelijk aanwezig en aan zet.

Daarbij wordt ook duidelijk dat Jezus op geen enkele manier het einde betekent voor Israël in Gods plannen. Integendeel! Door de ‘invlezing in Israël’ is héél Israël juist ‘aanwezig’ in de Messias. Hij is Israël-in-Eén. De koninklijke en priesterlijke samenvatting en representant van het hele volk. Hij vervult de dienst van Israël ten volle. Zo breekt in Hem Gods toekomst aan. Zo verkrijgt Hij de zegen voor Israël. Maar omdat in Hem als de priesterlijke representant uit Israël ook de volken aanwezig zijn, verkrijgt Hij ook de zegen, waarin de volken mogen delen.

Maar: let op!

Ook als de zegen voor de volken in zicht komt, verdwijnt het concrete en lijfelijke volk Israël niet uit beeld! (Helaas wordt juist die gedachte vandaag opnieuw met verve verkondigd.) De Messias is juist de Eersteling van Israël: d.w.z. Hij gaat voorop in het verkrijgen van al Gods beloften voor het volk, maar ook voor het land en de stad van God.

In deze Immanuël-Jesjoea is de toekomst van heel het volk, het land en de stad zeker gesteld. Evenals de uiteindelijke heiliging van Gods Naam in heel de wereld en de wederoprichting van alle dingen.

Deze blijvende verbondenheid met héél Israël verdwijnt ook niet als aanvankelijk slechts een deel van Israël Hem herkent en erkent. Hij is en blijft de Koning der Joden, van alle Joden – al kan zijn koningschap getypeerd worden – naar analogie met het koningschap van David – als het Hebron-koningschap van de Messias. Ook David moest wachten op de erkenning van heel Israël voordat zijn koningschap in Jeruzalem kon beginnen.

Terwijl in het traditionele canonieke verhaal de band tussen Jezus en geheel Israël onzichtbaar werd of verbroken werd geacht of geen aandacht meer kreeg, geeft een nieuwe manier van lezen zicht op een blijvende verbondenheid van Messias Jesjoea met héél het volk. Zelfs geldt dat van de donkere weg van Israël door de eeuwen heen.

Vanuit het NT kan gesteld worden dat ook die weg van ballingschap een weg is die gedeeld wordt door de Messias. Gezien vanuit Jeruzalem is Hij immers nog in ballingschap, net zoals dat geldt voor de Eeuwige God zelf. En tegelijk – o wonder! – gaat juist deze ballingschap van de Messias – het ‘nog niet’ van zijn volledige koningschap – gelijk op met de zoektocht van de Messias naar de volken (de ‘zending’). Het ‘reeds’ van de eschatologische overwinning – ‘Mij is gegeven alle macht’ – gaat gelijk op met het ‘nog-niet’ van het Jeruzalem-koningschap. De Majesteit van de Opgestane heeft als keerzijde het delen in de duisternis van de nacht waar héél Israël – ook de Messiaanse eerstelingen uit dat volk – en de schare uit alle volken nog doorheen gaan. Het proeven van de Toekomende tijd is aanwezig, maar tegelijk is er nog een onderweg zijn naar Sion met alles wat dat inhoudt.

Het nieuwe canonieke verhaal laat de blijvende en continue aanwezigheid van Israël – priesterlijk vertegenwoordigd! – in de Messias zichtbaar worden. Dit heeft als gevolg dat ook onze kijk op ‘de kerk’ een fundamentele wijziging ondergaat. Ook in ‘de kerk’ – al roept deze aanduiding in Joodse oren donkere associaties op – is er een blijvende en onderscheiden aanwezigheid van zowel Israël als de volken. Het Lichaam van de Messias is de eschatologische voorafschaduwing – het vóór-proeven – van de wederzijds zegening tussen Israël en de volken. Daarbij hebben de Joodse Messiaanse eerstelingen blijvend een eigen roeping, zoals ook het NT duidelijk maakt. Juist door de onderscheiden roeping van Joodse Messiasgelovigen en Messiasbelijders uit de volken is die wederzijdse zegening mogelijk.

In het alternatieve canonieke verhaal – dat naar voren komt in dit nieuw leren lezen – zijn de verkiezing en roeping van Israël van het begin tot het eind aanwezig in het centrum van Gods handelingen en bedoelingen. Nooit wordt Israël afgedankt of een aanhangsel dat evengoed gemist kan worden. Wie – waar ook ter wereld – ‘Jezus!’ zegt, komt Israël tegen! Ook de volken worden op het Sion van God gericht! Immers God zelf wenst daarheen terug te keren.

Het ‘nieuwe canonieke verhaal’ is daarmee vooral een verhaal dat het verlangen en de weg van de God van Israël zelf tekent. Het is het verhaal over zijn trouw aan Zichzelf en zijn woorden!

Deel III trekt de consequenties van dit nieuwe zicht op de weg van God en zijn Messias. Het roept op tot omkeer en omdenken om de Eeuwige te vergezellen in de liefde voor zijn volk.

Hervorming of vernieuwing van ‘de kerk’ is pas compleet als het wereldwijde Lichaam van de Messias God ook ten volle kent als de God van Israël en Hem volgen wil onderweg naar zijn Sion vanwaar Hij de wereld wil zegenen.

Vernieuwing door de Geest in ons discipelschap houdt óók in: geleid worden op die weg van God. Het is allereerst leren delen in zijn liefde voor heel Israël en van daaruit natuurlijk ook delen in zijn liefde voor alle volken. Het betekent in de Messias een diepere oriëntatie ontvangen. Hij deelt immers als Koning der Joden de weg van héél Israël.

De Geest van de Messias laat ons met Israël bidden om de komst van het koninkrijk in en vanuit Gods stad in het midden van de aarde. Ook de gaven van de Geest staan in dat perspectief. Daarbij zullen we ook oog moeten leren krijgen voor de blijvende speciale plaats van de Messiaanse eerstelingen van Israël binnen het Lichaam van de Messias – een uitdaging voor ons kerkelijk zelfverstaan!

Kortom: Het gaat om een ingrijpende DNA-correctie van het denken en het leven van ‘de kerk’. Deel III biedt een eerste verkenning en wil een eerste aanzet geven. Duidelijk is wel dat het principiële ‘eerst de Jood en dan de Griek’ zoals we dat bij Paulus vinden, ook geldt op het terrein van het praktische leven van ‘de kerk’.

Een vernieuwde relatie tot héél Israël, leren van en liefdedienst aan, gebed voor en betrokkenheid bij de weg van héél Israël kunnen dan ook geen ondergeschoven kindje blijven (zoals dat vaak wel het geval is) of een ‘hobby van sommigen’. Dat geldt zowel plaatselijke gemeenten als kerkverbanden. Als het hart van de kerk hier niet klopt, klopt het hart van de kerk niet synchroon met Gods hart.

‘Hebron’ betekent vereniging. In deze periode van het Hebron-koningschap van Jezus is het zoeken van de liefdevolle eenheid binnen Israël, tussen Israël en de volken en binnen die ontelbare schare uit de volken het hartsverlangen van de Messias. Daarmee worden wij allereerst geroepen tot verootmoediging, tot het leren dienen en bewijzen van liefde aan het Joodse volk, waar ook ter wereld. We zullen op een nieuwe manier moeten leren spreken over Gods canonieke verhaal, zodat ook Joden in de ontmoeting met ons zouden kunnen ontdekken dat Jesjoea HaMasjiach geenszins het einde betekent voor Gods oogappel-liefde en zijn eeuwige trouw aan zijn volk.

Ook in ons getuigenis onder de volken zullen we moeten leren Gods verhaal zó te vertellen dat het oorspronkelijke DNA ervan zichtbaar wordt. Vernieuwing van het christelijk leven en toerusting door de Geest houdt voor (met vervolging bedreigde) christenen ook voorbereiding op het lijden in. Dat geldt ook voor ons in relatie tot de weg van het volk Israël. De toenemende haat jegens Israëls God en Joden als het volk van deze God, zal zich zeker ook richten op de niet-Joodse gelovigen uit de volken die in verbondenheid met de Messias en zijn volk hun weg gaan. Dit werd duidelijk tijdens de periode van de Sjoa, het zal ook het geval zijn bij de tocht van God met de zijnen onderweg naar Sion en de Toekomende tijd. De vijandschap der volken en de stormen van haatdragende onwaarachtigheid over Gods volk uitgestort, zullen dan ook over ons heen gaan.

Op die weg raken we door de Messias ook betrokken bij het Messiaans geding om het land. Om als ‘dwazen voor de wereld’ ook daarover Gods Woord te laten klinken. Wanneer binnen de wereldwijde christelijke geloofsgemeenschap hierover fundamentele verschillen aan het licht treden en radicaal tegengestelde keuzen gemaakt worden, zullen we ook hier opnieuw met elkaar de Messias moeten leren. De eerste vraag is immers hoe kennen wij God en zijn Messias in Gods eeuwige trouw aan zijn volk. Wanneer Israël (inclusief Gods beloften voor volk, land en de stad Gods) geen appendix bij onze christelijke theologie meer is, maar ‘meekomt’ als de Messias tot ons nadert, dan is vrijblijvende afstandelijkheid geen mogelijkheid meer.

70 jaar na de Sjoa – we kijken in de spiegel en worden tot omkeer geroepen door de Sjofar van Gods Woorden!

Laten we opnieuw de Messias leren en vernieuwd en hervormd worden door de verandering van ons denken, opdat ons leven een passend en aangenaam offer voor de Allerhoogste mag zijn tot heiliging van zijn Naam (Romeinen 12:1-2).

Moge dit boek daarbij behulpzaam zijn.

Ermelo, 31 oktober 2015