Holocaust en schuldgevoelens
Hoelang moeten we de Holocaust/de Sjoa blijven gedenken? Moet er niet een keer een eind komen aan onze schuldgevoelens? Moet de zwarte bladzij van de moord op zes miljoen Joden niet een keer omgeslagen worden? In binnen- en buitenland kun je dit geluid regelmatig beluisteren. In Duitsland is daar zelfs een term voor: “Schlussstrichbedürfniss, de behoefte om een streep te zetten onder die eeuwige oorlog” (Evelien Gans, emeritus hoogleraar moderne Joodse geschiedenis, NRC 25 augustus 2017).
Ook binnen de kerken is een diepgaande en voortdurende verootmoediging onder de schuld van de Holocaust/de Sjoa, en wat daar in eeuwen aan vooraf ging, niet vanzelfsprekend. Ook onder christenen is er, net als in de maatschappij, soms een neiging om onze gemeenschappelijke schuld wat te ‘nivelleren’ (Evelien Gans), die kleiner voor te stellen, of om verootmoediging wat minder noodzakelijk te laten lijken door te wijzen op positieve elementen in onze kerkelijke geschiedenis.
De vraag of er geen eind moet komen aan verootmoediging en schuldgevoelens wordt ook op ander vlak gesteld. Als er steeds meer duidelijk wordt over de Nederlandse oorlogsmisdaden tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië … moet elke onthulling ons dan weer brengen tot verootmoediging? En: als paus Franciscus voorbereidingen treft voor de heiligverklaring van een groep Zuid-Amerikaanse martelaren, die in de zeventiende eeuw gedood zijn door Nederlandse soldaten … betekent dat dan opnieuw dat we als Nederlanders ons daar schuldig over moeten voelen? Kunnen we daarover en over zoveel meer niet gewoonweg zeggen: ‘Dat is verleden tijd? Het moet maar een keer over zijn …?’ Kortom: Hoelang moeten we blijven gedenken en hoe diep moet onze verootmoediging zijn?
Bovenstaande illustratie trof ik aan in Israël, op een logeeradres, in een Hagada (een liturgie-boek voor de Sedermaaltijd waarmee Pesach begint) voor jongeren. We zien Egyptenaren, nazi’s, kruisvaarders, een bisschop (heel prominent afgebeeld), koningin Isabella (die de Joden uit Spanje en Portugal verdreef in 1492), Spaanse soldaten en Arabische vijanden van Israël in één meute achter het volk van God aanrennen.
Dit liturgieboek voor de avond van Pesach geeft – in elk geval ten aanzien van het Joodse volk – het antwoord op de vraag, die ik boven liet horen. ‘Hoelang moeten we ons blijven verootmoedigen?’ Het antwoord is: ‘zolang als er door de slachtoffers in verdriet terug-gedacht en herdacht wordt!’ Wie anderen ontmoet, die pijn hebben, kan nooit zeggen: ‘Daar moet je nu maar eens overheen zijn. Dat moet nu maar eens uit zijn!’
Het Joodse volk herinnert zich de eeuwenlange vervolgingen, ook die van de kant van de kerken. Op Pesach wordt niet alleen teruggedacht aan de farao en zijn soldaten. Ook de vervolging van de kant van degenen die de naam van Christus droegen is er in begrepen. En de Holocaust.
Pas in Gods toekomst zal het verleden echt ter ruste gelegd kunnen worden. Hoewel, de wonden van het Lam zullen ook dan nog herinneren aan alle duisternis en verdriet door de zonde! En zelfs dan zal er verootmoediging zijn, die tot dank en aanbidding leidt. Verootmoediging, die te maken heeft met de aanschouwing van het Lam en van God in al zijn heilige wegen!
Voor volgelingen van Jesjoea, de Priester uit Israël, die ook ons als niet-Joodse gelovigen heeft geroepen om te delen in zijn en Israëls priesterschap, kan er zeker geen einde zijn aan de priesterlijke verootmoediging in ons hart en leven. Verootmoediging is daarbij ook geen zwart gat waarin alle vreugde gedood wordt; integendeel het is de weg waarlangs het licht van God weer binnen kan komen in harten en relaties. Voor ons als geroepenen uit de volken, en zo ook als vertegenwoordigers van die volken, geldt dat wij daarin juist voorop mogen gaan.
Totdat het Koninkrijk van de God van Israël en zijn Messias is gekomen … tot die tijd mag ons leven en dienen in verootmoediging (onder de gemeenschappelijke schuld van het Lichaam van de Messias door de eeuwen heen) de weg zijn waardoor God de harten wil troosten van hen die door ons, door het Lichaam van de Heer, grofweg ‘de kerk’, beschadigd zijn. En ook hier geldt: ‘eerst de Jood, maar dan ook de Griek!’
Een schokkende illustratie die duidelijk maakt hoe belangrijk het is dat wij in onze tijd wegen leren gaan die troost betekenen, pijn verzachten en veiligheid bieden aan het volk van de Eeuwige.