Exegese van een aankondiging

“Het christelijk geloof vernieuwde en verbreedde het Joodse geloof.”

 

In Visie, het programmablad van de Evangelische Omroep (week 44, 2015), stond een aankondiging te lezen van het nieuwe EO-radioprogramma ‘Het Derde Testament’. Een programma over invloedrijke boeken uit de geschiedenis van de christelijke kerk. (Een deel van die aankondiging wordt hierboven getoond.) Een centrale zin in die aankondiging is: “Het christelijk geloof vernieuwde en verbreedde het Joodse geloof.” Het is een zin die raakt aan de thematiek van het boek de Messias leren. Daarom hier een korte analyse.

Het eerste dat opvalt is dat ‘het christelijk geloof’ en ‘het Joodse geloof’ in deze zin tegenover elkaar worden gesteld. Jezus wordt door deze wijze van formuleren de stichter van een ander ‘geloof’. Dat de eerste kring om de Messias bestond uit Joodse leerlingen wordt onzichtbaar. Jezus, Petrus en Paulus worden zo de stichters van de christelijke kerk. Joodse volgelingen worden zo losgescheurd van hun volk. Ze worden ook meegesleurd in de scheiding tussen Israël en de kerk die mede door de anti-Joodse houding van de kerk der eeuwen is veroorzaakt. Het Nieuwe Testament laat zien dat allereerst Joodse gelovigen Jezus als de Messias erkenden en volgden. Niet-Joodse gelovigen sloten zich later bij hen aan. Nog weer later werden die volgelingen – in een niet-Joodse setting – ‘christianoi’ (zoiets als ‘Messianen’) genoemd (Handelingen 11:26). Wie terloops en eenvoudigweg Joods geloof en christelijk geloof tegenover elkaar stelt is zich niet bewust van de geschiedenis waarin Israël en ‘de kerk’ uit elkaar zijn gescheurd en van het feit dat in ‘de kerk’ gedronken wordt uit een bron die midden in Israël is opengegaan.

Ook stelt de bovengenoemde zin dat het Joodse geloof ‘vernieuwd’ en ‘verbreed’ is door het christelijk geloof. Het ene geloof veranderde dus het andere geloof. Door deze wijze van zeggen staan mensen op de voorgrond. Zij veranderen een geloof. Dat God zelf in het midden van Israël in Messias Jezus zijn daden verricht heeft, wordt zo niet onder woorden gebracht.

“Het christelijk geloof vernieuwde en verbreedde het Joodse geloof.” Deze zin suggereert ook dat het Joodse geloof ‘af’ of ‘oud’ was en niet openstond voor nieuwe daden van God. En dat terwijl heel het Oude Testament – Tenach – uitziet naar vernieuwende daden van God. Als er nieuwe daden van God te vieren zijn in Messias Jezus – en dat is het geval! – vieren niet-Joden dat samen met Joden en hun Joods geloof in Messias Jezus. Bovengenoemde zin suggereert ook dat het Joodse geloof een ‘smalspoor’ was terwijl er nu een ‘breedspoor’ is gekomen. De Joodse Schrift heeft echter ook de volken in het vizier (vgl. Psalm 67). Dat God op zijn eigen tijd in Messias Jezus een geheimenis heeft geopenbaard n.l. dat niet-Joden mede-erfgenamen (Efeziërs 3:6) mogen zijn – zonder Jood te worden –is een zaak van Gods tijden en gelegenheden. Dat is niet het gevolg van een niet-Joods geloof. Alle apostelen – Joden – hebben dit verkondigd als de kern van hun Joodse geloof. Als niet-Joden delen wij – zo spreekt de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland – in de verwachting die aan Israël is geschonken.

Ik besef dat degene, die de hier geanalyseerde zin heeft opgeschreven, misschien niet bedoeld heeft om het Joodse karakter van het evangelie over Jezus te ontkennen. Maar wat is opgeschreven belandt in een wereld van hoorders die getekend is door eeuwenoude vervangingstheologie. Al gauw zal de bewuste zin zo verstaan worden dat het christelijk geloof de vervanging is van het Joodse geloof en dus ‘de kerk’ de vervanger van Israël.

In het boven deze analyse getoonde fragment uit Visie staat ook dat na de vorming van het Nieuwe Testament ‘het christendom nog niet af was’ en dat de boeken (waar dit nieuwe EO-programma mee gevuld wordt) een belangrijke rol speelden in die voortgaande geschiedenis. Misschien zou in het programma ook stil gestaan moeten worden bij het feit dat er in die 2000 jaar te weinig boeken geweest zijn die de theologie van vervanging onder kritiek gesteld hebben. De ‘kerk der eeuwen’ is op dit punt redelijk blind geweest en zeker niet ‘af’. Tot in de vezels van ons christelijk denken en spreken zijn de sporen van deze blindheid op te merken. Zoals in de hier geanalyseerde zin.

Naast een nieuw leren lezen zullen we ook opnieuw onze woorden moeten leren spellen.